Door: Roos in’t Velt

De straten in Italië zijn verlaten. Waar niet lang geleden het land bruiste van het leven en vol was van commerciële activiteiten, toont het nu een desolate indruk. De oorzaak hiervan is een mysterieuze ziekte uit Azië die op weg naar Europa een grote ontwrichting van de samenleving met zich meebrengt. In de strijd tegen deze ziekte doen de Italianen er alles aan om de impact van de ziekte te verkleinen. Zo noemt de Florentijnse schrijver Giovanni Boccaccio de maatregelen die zijn stad neemt: hij beschrijft dat Florence extra ambtenaren inzet voor de schoonmaak van de stad, zieken wordt de toegang tot de stad ontzegd en smeekbedes gericht aan God zijn aan de orde van de dag. Helaas viel ondanks alle maatregelen ook Florence op den duur ten prooi aan de ziekte.

Dit alles klinkt alsof het zich ergens in de afgelopen weken heeft afgespeeld, toen het coronavirus COVID-19 vanuit China zijn weg naar Italië vond. Niets is minder waar: Giovanni Boccaccio (1313-1375) leefde in de tijd van de Zwarte Dood (1346-1351), de beruchte builenpestepidemie die Europa in het midden van de veertiende eeuw teisterde. In deze tijd schreef hij zijn Decamerone, een raamvertelling met als achtergrond de pestepidemie die in Florence dood en verderf zaaide. De hoofdpersonen zijn een groep mannen en vrouwen die op de vlucht voor de ziekte elkaar verhalen vertellen om de moed erin te houden. (Massa)hysterie is aan de orde van de dag: de mensen uit Boccaccio’s groep zouden haast de voorouders kunnen zijn van de wc-papierhamsteraars of zelfquarantinisten van vandaag de dag.

Net zoals COVID-19 betrof de Zwarte Dood een bestaande ziekte in een nieuw jasje. De mensheid werd voor de veertiende eeuw al met grote regelmaat geplaagd door pestepidemieën: Egyptenaren, Grieken, Romeinen en Byzantijnen kenden allen in hun geschiedenis dodelijke pestuitbraken. De Zwarte Dood was echter andere koek. De dichtbevolkte steden van laatmiddeleeuws Europa waren als een luilekkerland voor de pestbacterie: omdat mens en dier dicht op elkaar leefden, was het kinderspel voor de bacteriën om zich te verspreiden. Uiteindelijk zouden in Europa door de Zwarte Dood gemiddeld drie op de tien personen de dood vinden en in verstedelijkte gebieden zoals Florence zelfs negen op de tien personen.

Een situatie als deze ging een gemiddelde middeleeuwer niet in de koude kleren zitten. Er zat dan ook een grote variatie in hoe men op de ziekte reageerde: van godvrezendheid tot een ‘yolo’-mentaliteit. Bovendien zitten er verschillen tussen hoe individuen op de pest reageerden en hoe de algehele samenleving dit deed. Dit alles kan als een spiegel dienen voor de huidige coronacrisis: hoe komen de reacties van zesenhalf eeuw geleden overeen met die van nu, en wat kunnen we van deze letterlijke ‘middeleeuwse methoden’ opsteken om corona mentaal aan te kunnen?

Wat kan het individu doen?
Te beginnen met de reacties van het individu. Waar in de coronacrisis zelfquarantaine gebruikt wordt om verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen, is dit tijdens de middeleeuwse pestepidemie schier onmogelijk. De ziekte reikt zelfs tot in de meest afgelegen gebieden: zo schrijft Ian Mortimer in het boek The Time Traveller’s Guide to Fourteenth-Century England dat (afgelegen) kloosters vaak een hoger sterftecijfer hebben dan plekken in de seculiere wereld. Monniken deden immers in een klooster veel dingen gemeenschappelijk, wat er toe kon leiden dat de pestbacterie zich makkelijk kon verspreiden.

Zoals al te zien was in Boccaccio’s omschrijving van Florence, zorgde de pest ervoor dat mensen zich nog nederiger gingen opstellen tegenover God, onder andere door middel van (al dan niet collectief georganiseerde) smeekbedes. Voor wie bekend is met de Europese middeleeuwen is dit geen vreemde reactie: de samenleving was immers doordrenkt van christelijke elementen. Bovendien was angst voor de toorn van God niets nieuws. Zeker wanneer men let op het Oude Testament, waarin God met regelmaat de mensheid na zondig gedrag teistert met plagen en zondvloeden. Dit is lang niet het meest angstige idee dat men had met betrekking tot het geloof en de pest. Mortimer schetst in zijn boek ook het grimmigste scenario voor de gelovige middeleeuwer: God had de mensheid in de steek gelaten, en de Zwarte Dood luidde het einde der tijden in.

Dergelijke ideeën leidden tot veranderingen in houdingen van mensen. Men ging nog vromer leven dan al gangbaar was, soms zelfs tot in het extreme doorgevoerd. Naast de veelvoorkomende smeekbedes kwam bijvoorbeeld ook zelfkastijding in de belangstelling te staan. De flagellantenbeweging (ook geselbroeders genoemd) was een religieuze beweging die in processies van stad naar stad trok. Als boetedoening tegenover God sloegen de volgelingen in deze processies zichzelf met zwepen. Aangezien de pest gezien werd als een straf van God bereikte de populariteit van flagellantisme haar hoogtepunt in dezelfde jaren dat de Zwarte Dood Europa teisterde. Uiteindelijk werd deze beweging ingeperkt door een pauselijke bul in 1349. Ondanks de bul werd de beweging een icoon voor de middeleeuwen: zo zijn er flagellanten te zien in een van de eerste scènes van de middeleeuwenpersiflage Monty Python and the Holy Grail (1975).

Flagellanten in Doornik 1349, publieke domein

Naast extra vroom leven ontstonden er in het kielzog van de pest ook levensstijlen die haaks op de eerdergenoemde vroomheid stonden. Leven in een wereld waarin een ziekte een kerngezond persoon in luttele uren kan doden is als een mokerslag voor de geest – want als jij niet het volgende slachtoffer was, dan waren het je naasten. Een hedonistische visie op het leven werd hierdoor ook populair: het leek alsof sommige middeleeuwers gingen leven volgens het eenentwintigste-eeuwse motto ‘you only live once’. Men wilde nog even genieten van voordat ook zij onvermijdelijk slachtoffer werden van de dodelijke epidemie. Zo valt er bijvoorbeeld te zien dat de consumptie van luxeproducten tijdens de pestjaren toenam, net zoals dat van bijvoorbeeld alcoholische dranken. ‘Leef alsof het je laatste dag is’ werd aldus het credo. André Hazes junior had het niet beter kunnen omschrijven.

Wat kan de samenleving doen?
Nu we hebben gezien hoe het middeleeuwse individu reageerde op de pest, gaan we het vervolgens op een grotere schaal bekijken. De pest was namelijk voor de samenleving net zo goed een bedreiging als voor het individu. Met name in dichtbevolkte stedelijke gemeenschappen kon de ziekte makkelijk talrijke slachtoffers maken. Een goed politiek beleid omtrent de pest was dus een kwestie van leven of dood.

Een van de meest gangbare maatregelen die steden namen was het in quarantaine zetten van bepaalde groepen. De manier waarop dit gedaan werd verschilde per stad. Boccaccio noemde bijvoorbeeld al dat zieken in Florence toegang tot de stad werden geweigerd. Venetië pakte het weer anders aan: iedereen die in de jaren van de Zwarte Dood om toegang tot de stad vroeg, moest eerst in quarantaine op een eilandje voor de kust van Venetië. Dit werd uit voorzorg gedaan om geen nieuwe zieken in de stad te krijgen.

Milaan was daarentegen een van de gebieden in Europa met een van de laagste sterftepercentages (ongeveer vijftien procent van de bevolking stierf aan de pest). Dit dankte de stad waarschijnlijk aan haar rigoureuze aanpak van pestsymptomen. Slachtoffers van de pest werden in de eerste instantie opgesloten in hun eigen huizen, die in sommige gevallen samen met de zieke inwoners in brand werden gestoken. Later ging Milaan over op het bouwen van een speciaal pesthuis, waarin zieken in afzondering leefden van de rest van de stad.

Het is algemeen bekend dat mensen in tijden van crisis een zondebok zoeken voor hun problemen. In het geval van de Zwarte Dood was dit niet anders: in het midden van de veertiende eeuw is er een piek te zien in pogroms en andere vormen van Jodenhaat. Joden werden in het christelijke middeleeuws Europa gezien als eeuwige buitenstaanders. Hun slechte baankansen zorgden ervoor dat ze als woekeraars werden gezien; bovendien werden ze door christenen gezien als de moordenaars van Christus. In de ogen van velen waren de Joden dus de perfecte zondebok voor de Zwarte Dood. Het gevolg hiervan was een toename van vervolgingen: sommige wetenschappers beargumenteren dan ook dat de ergste uitbarstingen van Jodenhaat voor de Tweede Wereldoorlog plaatsvonden in de jaren van de Zwarte Dood.

Uiteindelijk had de Zwarte Dood op de lange termijn ook positieve gevolgen voor de Europese samenleving. Door het grote aantal mensen dat stierf, was er meer bezit voor de mensen die overleefden, zoals huizen en geld. Bovendien ontstond er vanwege deze reden ook een grote vraag naar werknemers, wat de economie op den duur weer gunstig zou stemmen. Ook beargumenteren wetenschappers zoals Sharon DeWitte tegenwoordig dat er sprake was van overbevolking in het Europa van voor de Zwarte Dood. De pestepidemie zou dan de malthusiaanse theorie in de praktijk aantonen: de populatie zat voor de epidemie boven het maximumaantal mensen dat kon overleven in de samenleving. Na de epidemie was er meer grond, grondstoffen en beter voedsel voor de overlevenden. Om met Boccaccio te spreken: het bedwingen van een crisis als de Zwarte Dood is als het beklimmen van een ‘steile, dorre berg’, waarachter uiteindelijk ‘een uitgestrekte groene weide ligt’.

Kortom, de Zwarte Dood laat ons verschillende mogelijkheden zien om te leven met een epidemie, zowel voor het individu en de samenleving. Dit kan ons helpen de coronacrisis met een andere blik te bekijken. Je kan vromer gaan leven (of juist niet), quarantaine als ultiem wapen zien of juist beseffen dat het leven na de epidemie misschien wel beter wordt dan dat het daarvoor was.

Men moet echter niet vergeten dat het hier, ondanks alle overeenkomsten, reacties op twee ziektes betreft met andere gevolgen voor mensen. Er zit bovendien een wereld van verschil in de manier waarop de middeleeuwse en hedendaagse samenleving tegen hygiëne en gezondheidszorg aankijken. Bovendien is met de groei van medische en wetenschappelijke kennis het bewustzijn rondom ziektes en epidemieën in zesenhalve eeuw veranderd; dit in tegenstelling tot de middeleeuwen, waarbij ziektes en andere vormen van tegenspoed vaak werden toegeschreven aan het bovennatuurlijke. Nuance is aldus belangrijk, of om met de Britse auteur L.P. Hartley te spreken: ‘the past is a foreign country, they do things differently there’.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *