Door: Ellen Theuws

De krijtstreepjes die ik sinds het begin van de quarantaine dagelijks op de muur van mijn zolderkamer zet, als een Alcatraz-gevangene wachtend op zijn voorwaardelijke vrijlating of ontsnappingspoging, vertellen me dat het al dag 43 is sinds we met zijn allen in quarantaine zijn gegaan. Hoewel de tijd van op stap gaan, hele dagen in de UB zitten en na college in CultuurCafé blijven hangen al ver weg lijkt, kan ik tegelijkertijd nauwelijks geloven dat er al zoveel tijd verstreken is sinds dat de horeca en de universiteit sloten en de sociale isolatie begon. Enerzijds lijkt de tijd maar langzaam te gaan nu de dagen zoveel leger zijn, anderzijds vliegen de weken in een waas voorbij. Om maar even de meest citeerbare Nederlandse dichter, Jean Pierre Rawie, erbij te halen: ‘De tijd vliegt, maar de dagen gaan te traag.’ Of zoals huisgenoot Rob antwoordde toen ik hem vroeg hij de tijd momenteel ervaart: ‘Ja ’t gaat in principe langzamer… maar toch ook wel echt sneller, zeg maar.’ Kortom: quarantaine doet iets vreemds met onze tijdsbeleving. Ik begon me af te vragen welke zaken onze tijdsperceptie bepalen, en of er wellicht historische voorbeelden te vinden zijn van verandering in tijdservaring door bijvoorbeeld een crisistijd. 

Hoewel ik als tweedejaars geschiedenis student inmiddels wel het een en ander weet over wat er in de inmiddels verstreken tijd allemaal gebeurd is, kwam ik erachter dat ik bagger weinig weet van tijd als concept. Mijn hoofd schiet bij ‘tijdsconcept’ meteen naar de bij Historiografie erin gestampte lineaire en cyclische tijdsperceptie: in de Oudheid was tijd een cyclisch gegeven, terwijl het vanuit het Christendom meer als een lineair proces van de schepping tot de eindtijd. Verder herinnerde ik mij opeens dat Jan Hein Furnée een college gaf over tijd bij het vak Globalisering, dus heb ik even in mijn oude aantekeningen gegraven. Het college bleek met name te gaan over hoe de opkomst van moderne media en vervoersmiddelen ervoor zorgden dat klokken overal gelijk gezet moesten worden. Hoewel interessant, niet waarnaar ik opzoek was. 

Ik besloot me te beroepen op Google voor een antwoord. Vele zoekopdrachten met verschillende combinaties van de termen ‘tijdperceptie, ‘perception of time’, ‘historical’, en ‘speed’ leverde het boek ‘The Psychology of Time Perception’ van John Waerdenop. Met name het hoofdstuk ‘A Brief History of Time Perception’ wekte mijn interesse; niet alleen omdat ik als zelf-respecterend historicus altijd de neiging heb om in elk boek en op alle Wikipedia’s direct naar het kopje ‘History of…’ te scrollen, maar ook omdat ik hier het antwoord hoopte te vinden op mijn vraag: zijn er door de tijd heen verschillende dominante tijdspercepties geweest op het gebied van tijdsduur? Het hoofdstuk beschrijft verschillende manieren waarop filosofen en psychologen tijd door de eeuwen heen gedefinieerd hebben. Zo beschouwde Immanuel Kant tijd als een ‘a priori’ gegeven, iets wat we al kennen voordat we het waarnemen. Hiertegenover stond de Franse filosoof Guyau, die al vroeg moderne ideeën had over tijd als iets wat we empirisch leren kennen. Een andere kwestie die filosofen lang geïntereseerd heeft was de vraag naar wat het ‘heden’ inhoudt. Voorheen genoemde Guyau beschouwde het heden als een soort grens tussen verleden en toekomst, terwijl Husserl de metafoor van een zadel op een paard gebruikte om het heden te beschrijven. De psychologie besteedde in haar beginjaren veel tijd aan de onderzoek naar tijdsperceptie, meer dan de huidige wetenschap. Een van de meest interessante vindingen van de vroege psychologie is de zogenoemde ‘Vierodts Law’: de stelling dat de duur van korte periodes van tijd vaak overschat wordt, terwijl de duur van lange periodes onderschat wordt. Ondanks al deze theorieën is het grootste probleem bij het bestuderen van tijdsbeleving overigens geweest dat we, in tegenstelling tot bij visuele of auditieve ervaringen, geen orgaan kunnen identificeren dat er verantwoordelijk voor is. Het idee dat mensen een soort chemische ‘interne klok’ hebben, een orgaan verantwoordelijk voor tijdsbeleving, is sinds de jaren zestig erg populair naar aanleiding van het werk van Hudsen Hoagland. Hoagland kwam met de theorie dat we tijd langer vinden duren als onze lichaamstemperatuur hoog is: toen zijn vrouw ziek was met de griep, leek ze te denken dat alles veel langer duurde dan het werkelijk deed. Deze theorie van lichaamstemperatuur leidde tot bizarre psychologische experimenten waarin gepoogd werd de lichaamstemperatuur van mensen te veranderen met behulp van bijvoorbeeld extreem hete kamers, maar hield in latere jaren niet veel stand. 

Tot zover een korte beschrijving van filosofische en psychologische concepten van tijdsbesef in het verleden: over tijdsduur in tijdsperceptie en het bestaan van dominante tijdspercepties onder het ‘volk’ door de jaren heen kon ik zo snel niets vinden. Als iemand hier toevallig meer over weet, is diegene van harte welkom een stukje voor HInTernet te schrijven! (Sluikreclame terzijde: ik ben inmiddels wel erg benieuwd, dus laat vooral weten als je hier ooit iets over gelezen hebt.) Tot dan zal ik het bij de hypothese moeten houden dat er in het verleden ook jaren waren waarin de tijd sneller leek te gaan, en waarin deze langzamer leek te verstrijken, en bij de observering dat de quarantaine ons huidige tijdsbesef verandert. Wellicht ligt de oorzaak van de verandering van onze tijdsperceptie in het feit dat we ons momenteel veel bewuster zijn van de tijd: hoe lang nog tot dit voorbij is? Of het bewustzijn van de tijd een positieve zaak is of een negatieve zou ik niet kunnen zeggen, het is wat je er zelf van maakt – en dat zou gezegd kunnen worden van deze hele situatie. Maar tot zover deze filosofische overdenkingen. Blijf thuis, blijf gezond, en los van of je nu een kort- of langdurig tijdsbesef hebt: besef dat ook deze tijd voorbij zal gaan.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *