Door: Bram Ruber

Hoe drink jij je koffie het liefst?

‘Met een sissende thee- of koffiekan op de achtergrond alsjeblieft.’

Door onder andere politici als Mark Rutte en Angela Merkel wordt de coronacrisis aangeduid als de grootste uitdaging sinds de Tweede Wereldoorlog. Om dit statement kracht bij te zetten schuwen we dan ook geen enkele beeldspraak om een daadwerkelijke oorlogssituatie zo goed mogelijk na te bootsen. Zo zendt onze nationale informatievoorziening dagelijks frontberichten uit van de ‘soldaten in de frontlinie’, een frontlinie die ligt op de IC’s van onze ziekenhuizen. En ook net zoals in een echte oorlog is juist de felste strijd soms onzichtbaar voor het oog van de media. Want ondertussen strijd ik op mijn kamertje van 12 vierkante meter, in een steeds grover wordende slag tegen de moedwillige vernietiging van mijn enige sleur, die mij drie jaar lang houvast heeft geboden in het leven.

Dat moet ik uitleggen. Net zoals dat in een oorlog zou zijn (voor zover ik me dat kan voorstellen) snakken we allemaal steeds meer naar hoe het eerst was. In zeker zin kun je met een tikkeltje ironie zeggen dat onze interesse naar het verleden nog nooit zo massaal bijval heeft gekregen als dat nu het geval is. Wat zou het heerlijk zijn als we morgen allemaal weer gewoon kunnen gaan doen waar we voor 11 maart nog geeneens onze hand voor om draaiden. Ik ben hierop geen uitzondering. Want meer dan ik het wil toegeven, hunker ik al weken naar een slappe kop koffie en een middag vergooien op de GSV kamer.

De eerste weken viel het nog allemaal wel mee. Als ik ’s middags zelf een slap kopje koffie zette, mijn bank en stoel zo orkestreerde zoals de opstelling in 12.11 en mij voorstelde dat mijn achtertuin het uitzicht op Nijmegen en mijn rechtermuur Berg en Dal was, kwam ik mijn dag wel door. Ik kon zelfs enige spanning in mijn dag brengen door de koekjestrommel af en toe niet te vullen, zodat ik bij het openen van de doos trots of boos kon zijn op het willekeurige bestuurslid dat die dag verantwoordelijk was voor het ledenuurtje. Op donderdagavond verhoogde ik dan functioneel de alcoholpromillages met wat speciaalbiertjes, zodat ik vrijdagmiddag brak sterke verhalen kon gaan ophangen over een imaginaire avond in de Fuik of TKB, met gestolen jassen, verloren euro’s en verdwenen vrienden.

Gaandeweg de weken vorderden bleek dit ritueel echter niet meer te volstaan. Ik werd ’s nachts wakker van het beeld van een eenzame koffiekan die in de kast stond te sissen, terwijl er niemand in de buurt was om er een vertrouwde klap op te geven. Overdag beet ik mijn nagels stuk over de vraag of er nog wel iemand aan dacht om de RAGweek kalender om te slaan. Als dit straks allemaal voorbij is hebben er namelijk tig mensen voor niks hun zaligheid opgegeven om voor het goede doel dagelijks bekeken te worden door strak van de koffie staande GSV’ers. Omdat er straks met één gevoelloze slag vier, vijf of misschien wel zes maanden aan bestuursnaakt achteloos omgeslagen zullen worden! ’s Avonds huilde ik mij uiteindelijk in slaap, mijmerend over alle verhalen en grappen zonder punt of clou die nooit de revue hebben mogen passeren omdat de sleutels van ons hokje op de hoek al weken troosteloos gescheiden zijn van het ijzer in de sloten van de deur.

Vanavond om 8 uur staan we stil. Niet om te klappen voor onze helden in de zorg, maar om onze oorlogsslachtoffers te herdenken. Het is natuurlijk sowieso al tof dat we jaarlijks twee hele minuten besteden aan al die lui, maar nog mooier is dat we hier mooie plekjes voor inrichten waar we dit in alle rust kunnen doen. Lieux de mémoires noemen wij (historici) die plekjes ook wel, zoals Pierre Nora ons dat leerde. Een ‘lieu de mémoire’ is het antwoord op de angst dat herinneringen verloren gaan. Dat ik die angst heb moge duidelijk zijn. Het gaat mij echter niet om de angst dat de herinnering aan de coronacrissis verloren gaat. Nee, het gaat mij om de angst dat de herinnering aan al het moois wat we voorheen zo normaal vonden, verloren gaat. Daarom denk ik dat het ons goed zou doen, nee dat het onze plicht is om zo snel mogelijk een paarse granieten koffiekan te plaatsen op het Erasmusplein, als onze eigen ‘lieu de memoire’. Het kan me geen barst schelen dat Nora stelt dat juist dan de herinnering verloren gaat. Want zolang die koffiekan niet sist, weet iedere GSV’er dat er op de twaalfde verdieping van het Erasmusgebouw een is die dat wel doet.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *