Door: Steven Verhoeven

Thuis.
Thuis.
Ook al thuis.
Zuchtend loopt hij door de donkere, verlaten straten van Nijmegen-Oost. Voor de zoveelste keer op rij lijkt het weer een weinig vruchtbare nacht te worden. Het is toch ongelooflijk, denkt hij bij zichzelf. Het is jandorie Hemelvaartsweekend. Normaliter is de helft van bewoners vertrokken voor een lang weekendje ontspannen op een vakantiepark of zijn ze naar hun tweede huisje in Frankrijk. Maar niet dit jaar. Hij staat even stil voor een kast van een huis. Achter de ramen brandt licht en klinkt gelach. Hij kent ze wel, de familie Crooijmans. Vaak zijn ze weekendjes weg. Niet zomaar ergens heen, nee, ‘even op en neer’ naar New York is voor hen de normaalste zaak van de wereld. Hij komt er dan ook graag over de vloer. Maar niet vanavond, dat kan niet.

Al jaren komt hij hier, in deze buurt. Hij kent de straten, hij weet wie waar woont en begroet inmiddels zelfs de waakhonden en straatkatten met een glimlach. Maar de laatste maanden is die glimlach verdwenen en deze avond lijkt wel een dieptepunt. Moedeloos sloft hij verder door de straat. Buiten is het stil, maar binnen is er vertier. Hij ziet de vrouw van zijn oude schoolgenoot Arend-Jan de Bruin een kaasplankje bereiden, de kinderen van nummer 17 spelen een potje Coronisten van Wuhan en in huize Rosendaal wordt een nieuwe fles wijn opengetrokken. Het licht van de tv aan de muur flakkert hem door de vitrage tegemoet. Iedereen maakt er het beste van, maar voor hem is het vanavond geen feest. Is dit nou het nieuwe normaal?

Onwillekeurig denkt hij terug aan zijn basisschooltijd. Arend-Jan was altijd de beste van de klas geweest, maar hj sukkelde ergens onderaan. Behalve als het aankwam op behendigheid en techniek; niet voor niets stond hij bekend als de Handige Harry van de klas. Ook op de middelbare school kwam dat goed van pas. Niet alleen voor het kattenkwaad, waar hij heer en meester in was. Was iemand zijn kluissleutel vergeten? Binnen mum van tijd had hij het klusje geklaard. Hoewel dat hem niet altijd in dank werd afgenomen, zagen ook zijn leraren de potentie. “Daar moet je later iets mee doen”, had zijn mentor gezegd. ‘Nou, bent u nu tevreden meneer Hendriks? Ik zit in zak en as!’

Dat rotvirus! Het wordt steeds moeilijker om het hoofd boven water te houden. Iedere dag moet hij weer een dronkemansgebed doen. Maar denk je dat hij bij de overheid – of de roverheid, zoals hij het zelf noemt – kan aankloppen? Nee! Veel zzp’ers kunnen aanspraak maken op allerlei soorten bijstand, maar voor hem is er geen knaak in die oceaan van miljarden. Terwijl hij in deze gedachten verzonken door de straten sjokt, botst er bijna iemand tegen hem op. Een ouder heerschap dat zijn late avondwandelingetje ruw verstoord ziet, kijkt hem met grimmige blik aan. “Anderhalve meter”, snauwt de man hem toe. Oh ja, ook dat nog.

Het Hemelvaartsweekend is gewoonlijk een van de mooiste dagen van het jaar. Het is anders dan in de zomer. In de zomer zijn de mensen veel alerter, maar Hemelvaart wordt toch vaker opgevat als een normaal weekend. En dat is gunstig. Vorig jaar had hij door Hemelvaart bijna een dubbele maandomzet gedraaid! Maar natuurlijk had hij er weer niet aan gedacht om wat geld apart te zetten voor mindere tijden. En nu zit hij met de gebakken peren. De coronacrisis heeft een enorme impact op zijn omzet. ‘Blijf zo veel mogelijk thuis.’ Het ergert hem mateloos. Die vervloekte Jaap van Dissel met zijn virologenpraat heeft zijn gehele bestaan op losse schroeven gezet.

De meeste van de corona-maatregelen deren hem niet zo veel. Afstand houden, mondkapjes in het ov, niet samenscholen – het kan hem allemaal geen barst schelen. Alleen dat thuiswerken, dat is voor hem onmogelijk. ‘Hoezo heb ik geen cruciaal beroep?’, vraagt hij zich in gedachten af. ‘Zonder mij en mijn collega’s zouden zovelen zonder werk komen te zitten.’ Met een enigszins meelijwekkend gevoel denkt hij aan al die mensen, niet alleen bij politie en justitie, maar ook bij de verzekeraars en al die juweliers en elektronicafabrikanten. Is het dan te veel gevraagd dat meneertje Rutte ook oog voor hem heeft?

Hij voelt even in de binnenzak van zijn enigszins sleetse jas. Hij zit er nog, zijn oude vertrouwde bivakmuts. Maar vannacht zal hij hem wel wéér niet kunnen gebruiken. Hij heeft zijn koevoet al thuisgelaten – hij had er al dagen nutteloos mee rondgelopen en veel vertrouwen had hij er niet meer in. Bovendien begon het sjouwen met dat zware ding hem rugklachten op te leveren. De nachtelijke uurtjes waren inmiddels al lang en breed aangebroken. Nog een paar honderd meter en dan heeft hij al zijn vertrouwde straten gehad en kan hij het rondje weer opnieuw beginnen.

Veel van zijn collega’s hebben voor andere methoden gekozen. ‘Zou ik het toch anders moeten doen?’, vraagt hij zich hardop af. Een babbeltruc? Een wapen meenemen? Echte dreiging? Hij heeft thuis nog wel wat handige attribuutjes liggen. ‘Nee! Ik ben verdomme een rechtgeaard inbreker.’ Nooit heeft hij mensen willen oplichten op bedreigen, altijd heeft hij braaf de huizen van vakantievierders uitgekozen. De klassieke methode. Hij ziet zijn beroep ook als ambacht. Maar helaas zijn er steeds minder die op de traditionele manier te werk gingen.

De woorden van wijlen zijn vader spoken door zijn hoofd. “Blijf altijd trouw aan jezelf, jongen! Eens een ambachtsman, altijd een ambachtsman!” Maar zijn vader had makkelijk praten: als slotenmaker werd zijn ambacht hoog gewaardeerd. Dat geldt voor hem niet, hoewel de kennis van zijn vader hem altijd van pas is gekomen. Zijn moeder leeft nog, maar kwijnt weg in een verzorgingstehuis. Hij mag haar niet eens bezoeken! Zij was heel haar werkzame leven naaister geweest. Zelf kan hij ook aardig stikken. Onlangs nog had hij een mondkapje in zijn bivakmuts genaaid. Veiligheid voor alles, als hij het virus krijgt kan hij het helemaal schudden.

Vanavond geen buit. Geen tv, geen horloges, zelfs geen losgeld uit een rondhangende kinderspaarpot. Hoe lang zou het nog duren? Hij zucht. Had hij maar andere keuzes gemaakt. Had hij maar voor viroloog geleerd. Had hij maar… had hij maar… ‘Nog even volhouden’, roept hij zichzelf tot de orde, ‘na 1 juni gaan mensen weer op vakantie in eigen land.’ Met dat sprankje hoop keert hij huiswaarts. Het krieken van de ochtend heeft hij reeds ver achter zich gelaten.

Aan de andere kant van de straat loopt een zwartgeklede man met aktetas parmantig over het trottoir. ‘Thuis. Thuis. Ook al thuis! Vandaag wordt een mooie dag’, denkt de man, terwijl hij een stapel Wachttorens uit zijn tas haalt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *